Onze standpunten

Hervorming van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen

Nieuwe Belgische wetgeving op de vennootschappen, verenigingen en stichtingen: Wetboek van vennootschappen en verenigingen (wet van 23 maart 2019, Belgisch Staatsblad van 4 april 2019) met onder andere een grondige hervorming van het recht inzake coöperatieve vennootschappen

Minister van Justitie Koen Geens heeft een volledige hervorming van de wetgeving op de handelsvennootschappen en de verenigingen doorgevoerd. Deze hervorming is ingegeven vanuit de ambitie om te moderniseren, te rationaliseren en te vereenvoudigen.

Deze hervorming vertaalt zich in een aanzienlijke vermindering van het aantal vennootschapsvormen (van 17 naar 4 basisvormen) –, een grotere flexibiliteit, en het Belgisch recht ter zake aan te passen aan de Europese context. De hervorming heeft zeer ingrijpende gevolgen voor de coöperatieve vennootschappen.

De Belgische wetgeving inzake coöperatieve vennootschappen vóór de hervorming

Opvallend is dat de Belgische wetgeving inzake coöperatieve vennootschappen (CV) van oudsher slechts een deel van de coöperatieve beginselen heeft overgenomen en op dat vlak dus erg weinig beperkingen oplegt. De wet bevatte slechts twee elementen die eigen zijn aan coöperaties: de variabele aard van de vennoten en het kapitaal, en het persoonsgebonden karakter van de aandelen (en bijgevolg hun niet-overdraagbaarheid aan derden). Deze specifieke situatie zorgde ervoor dat heel wat ondernemers, om allerhande, vaak louter praktische redenen, voor de coöperatieve rechtsvorm kozen om hun project uit te voeren, zonder evenwel stil te staan bij de coöperatieve waarden en principes.

De hervorming maakt komaf met 150 jaar onduidelijkheid

Een moeizame start

In het voorontwerp van wet kwamen de specifieke kenmerken van de coöperaties immers helemaal niet tot uiting in het statuut van de CV. Boek 6 dat gewijd was aan de CV bevatte 13 artikelen waarvan één stelde dat “de bepalingen die gelden voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid van toepassing zijn op de coöperatieve vennootschap, behalve wanneer ze in dit boek uitdrukkelijk zijn uitgesloten of wanneer er in dit boek wordt van afgeweken”. Boek 5 dat gewijd was aan de BV bevatte 157 artikelen. Voor de opmaak van specifieke wetgeving rond de CV moest daarin een selectie plaatsvinden. Dit verwijssysteem naar de bepalingen voor de BV, met uitzonderingen, was onaangepast en onpraktisch in het licht van de grondbeginselen en de waarden van de CV, maar ook in de dagelijkse praktijk (heel wat coöperaties zijn omvangrijke structuren met zeer veel vennoten; de werking ervan organiseren naar het voorbeeld van de besloten vennootschappen, die vaak kmo’s zijn, blijkt in vele gevallen niet aangewezen). Dit verwijssysteem bemoeilijkte bovendien de leesbaarheid en de interpretatie van de wet en creëerde rechtsonzekerheid (het was vaak moeilijk om met zekerheid uit te maken of de bepalingen al dan niet van toepassing waren op de coöperatieve vennootschappen).

Uiteindelijk toch een bevredigende uitkomst

 Na een lang parlementair proces en talloze plotwendingen waarbij Febecoop onafgebroken het behoud van de coöperatieve eigenheid in de rechtsvorm ‘coöperatieve vennootschap’ heeft bepleit, kwam dan eindelijk een aanvaardbare oplossing uit de bus. Na de indiening van verschillende amendementen werd een Boek 6 goedgekeurd dat volledig gewijd is aan de coöperatieve vennootschappen. Deze tekst voldoet grotendeels, ook al werden niet alle aanvankelijk voorgestelde inhoudelijke wijzigingen weerhouden.

Paradigmaverschuiving

De belangrijkste wijziging die het nieuwe Wetboek met zich meebrengt voor de coöperatieve vennootschappen, heeft betrekking op de definitie ervan. Deze definitie bepaalt dat de rechtsvorm thans wordt voorbehouden voor vennootschappen die geïnspireerd zijn op het ‘coöperatief bedrijfsmodel’.

Artikel 6:1 van het Wetboek bevat de volgden definitie:

“§1 De coöperatieve vennootschap heeft tot voornaamste doel aan de behoeften van haar aandeelhouders dan wel derde belanghebbende partijen te voldoen en/of hun economische en sociale activiteiten te ontwikkelen, onder meer door met hen overeenkomsten te sluiten over de levering van goederen, de verrichting van diensten of de uitvoering van werken in het kader van de activiteit die de coöperatieve vennootschap uitoefent of laat uitoefenen. De coöperatieve vennootschap kan tevens tot doel hebben aan de behoeften van haar aandeelhouders of haar moedervennootschappen en hun aandeelhouders dan wel hun derde belanghebbende partijen te voldoen, al dan niet via de tussenkomst van dochtervennootschappen. Zij kan tevens tot doel hebben hun economische en/of sociale activiteiten te bevorderen middels een deelneming in één of meer andere vennootschappen. (…)”

Deze definitie is geïnspireerd op die van de Europese coöperatieve vennootschap. In de toelichting staat dat de wetgever de bedoeling heeft om de rechtsvorm van de coöperatieve vennootschap voor te behouden aan de vennootschappen die geïnspireerd zijn op het ‘coöperatief model’. Daarmee wordt nadrukkelijk verwezen naar de beginselen van de ICA, de Internationale Coöperatieve Alliantie, die in de toelichting zijn overgenomen. Het ‘coöperatief bedrijfsmodel’ in kwestie is dus een zeer nauwkeurig gegeven. Zonder hier in detail te treden, willen we ook het volgende onder de aandacht brengen. De definitie mag dan wel het aantal ondernemingen beperken dat aanspraak kan maken op het gebruik van de coöperatieve ondernemingsvorm, toch blijft er enige flexibiliteit behouden (onder meer voor de gebruikers en stakeholders wier behoeften en verwachtingen de coöperatieve vennootschap beoogt in te lossen).

Bovendien zijn de coöperatieve vennootschappen voortaan verplicht om in hun statuten het coöperatieve doel en de nagestreefde waarden op te nemen (art. 6:1, § 4).

De eerste bedenking die alle bestaande coöperatieve vennootschappen zich voortaan moeten maken, is of ze aan deze nieuwe definitie beantwoorden. De hervorming heeft dan ook ingrijpende gevolgen voor de ongeveer 24.500 coöperatieve vennootschappen in dit land: zij die enkel voor het coöperatief model kozen op grond van de flexibiliteit die het statuut hen biedt, zullen een andere rechtsvorm moeten aannemen; wellicht wordt dit de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV), die thans veel meer flexibiliteit biedt dan de voormalige bvba.

Het is belangrijk te onderstrepen dat de ondernemingsrechtbank in principe de ontbinding kan uitspreken (artikel 6:127) van een CV die niet beantwoordt aan de vereisten van de definitie in artikel 6:1.

We moeten eveneens vermelden dat de coöperatieve beginselen amper worden overgenomen in de wet, met uitzondering van de kwestie van het vrije en vrijwillige toetreding en ontslag (eerste beginsel) dat op een correcte en volledige manier aan bod komt. Daardoor bevinden we ons eigenlijk in een paradoxale situatie. Op grond van de definitie van de coöperatieve vennootschap behoudt de wet de coöperatieve rechtsvorm uitsluitend voor aan coöperaties die voldoen aan de ICA-principes. Anderzijds legt de wet geen naleving op van een aantal van de meest essentiële beginselen (bijvoorbeeld met betrekking tot de democratische zeggingskracht die de leden uitoefenen of de toewijzing van de resultaten) in de werkingsregels van de vennootschap. De wetgever bepaalt wel dat de ondernemingsrechtbank de ontbinding kan uitspreken van een coöperatieve vennootschap die niet voldoet aan de vereisten van de geformuleerde definitie.

Dat brengt ons ertoe om in deze fase te besluiten dat de erkenning door de Nationale Raad voor de Coöperatie, overeenkomstig het KB van 8 januari 1962 (dat nauwgezet de naleving van diverse coöperatieve regels oplegt) niet alleen haar volledige betekenis behoudt om de coöperatieve vennootschap een ‘coöperatieve authenticiteit’ te geven, maar dat deze erkenning de coöperatieve vennootschappen ook een garantie verleent tegen de risico’s op diskwalificatie.

example

Samen gaan we verder

Heb je specifieke vragen of noden? Wij zijn er voor jou.

Contacteer ons